Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen bad Hanna en zeide: Mijn hart springt van vreugde op [1]in den HEERE; [2]mijn hoorn is verhoogd in den HEERE; [3]mijn mond is wijd opengedaan over mijn vijanden; [4]want ik verheug mij [5]in Uw heil. 1. Te weten, dewijl Hij mij deze grote weldaad bewezen heeft, dat Hij mij dezen zoon gegeven heeft. 2. Dat is, ik heb als een nieuwe kracht van den Heere ontvangen; ik ben nu welgemoed en onversaagd. Het is een gelijkenis genomen van de gehoornde beesten, die hun meeste sterkte en ook hun versiersel in de hoornen hebben. Zie Ps.92:11. 3. Alsof zij zeide: Nu mij de Heere dezen zoon gegeven heeft, nu durf ik met open mond spreken tegen mijn vijanden, inzonderheid tegen Peninna, haar kinderen en vrienden, die mij mijn onvruchtbaarheid verweten hebben. 4. Anders, want gij hebt mij verheugd mits uw heil. 5. Dat is, in de gelukzaligheid, die Gij mij gedaan hebt, o Heere.